
Jurisprudentie
BB6849
Datum uitspraak2007-09-25
Datum gepubliceerd2007-10-31
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0501021
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-31
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0501021
Statusgepubliceerd
Indicatie
Grief 5 luidt: "Ten onrechte heeft de rechtbank geoordeeld in het vonnis van 6 april 2005, dat de verwijdering van de verhardingslaag die door [geïntimeerde] is aangebracht en die moet worden verwijderd om de verontreinigde stortlaag C te kunnen saneren ten laste van [appellant] dient te komen." Deze grief berust op een verkeerde lezing van het vonnis. De desbetreffende overweging van de rechtbank luidt, voor zover van belang: "Om de stortlaag te kunnen verwijderen, is verwijdering van de asfaltgranulaatlaag en de verhardingslaag noodzakelijk. Dat betekent dat niet alleen de saneringskosten ten aanzien van stortlaag C ten laste van [appellant] dienen te komen, maar ook die ten aanzien van de verhardingslaag."
Het gaat hier niet om de kosten van de verwijdering van de door [geïntimeerde] aangebrachte (asfaltgranulaat)laag D, zoals [appellant] gezien ook de toelichting op de grief kennelijk veronderstelt, maar om de door [appellant] aangebrachte (verhardings)laag A. Over de kosten van de verwijdering van laag D vanwege de verwijdering van laag C bestaat geen verschil van inzicht. Door [geïntimeerde] wordt erkend dat daarvoor een aftrek op de totale saneringskosten dient plaats te vinden (mva punt 54). Dat de kosten van de verwijdering van laag A ten laste van [appellant] komen is door hem verder niet afzonderlijk bestreden. Grief 5 mist feitelijke grondslag en wordt verworpen.
Uitspraak
typ. CB
rolnr. C0501021/RO
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
vijfde kamer, van 25 september 2007,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [plaats],
appellant,
procureur: mr. J.P.F.W. van Eijck,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [GEÏNTIMEERDE]],
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
procureur: mr. J.E. Benner,
als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 8 mei 2007 inzake het hoger beroep van de door de rechtbank Roermond onder zaaknummer 32906/HA ZA 99-421 gewezen vonnissen van 2 november 2000, 4 oktober 2001 en 6 april 2005.
6. Het verdere verloop van het proces
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof [appellant] toegelaten tot tegenbewijs.
[appellant] heeft afgezien van het doen horen van getuigen.
Vervolgens hebben partijen opnieuw de stukken overgelegd en uitspraak verzocht.
7. De verdere beoordeling
7.1 Het hof heeft [appellant] toegelaten tot het tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat laag C op zijn handelen is terug te voeren en dat hij van het risico van bodemverontreiniging op de hoogte was. [appellant] heeft in verband hiermee geen getuigen doen horen en evenmin op andere wijze tegenbewijs bijgebracht. Dit betekent dat het hof thans uitgaat van de juistheid van de hiervoor aangehaalde stelling. Aansluitend bij rechtsoverweging 4.16 van het tussenarrest leidt dit ertoe dat de grieven 2 en 3 worden verworpen en dat alleen de grieven 5 en 6 nog behandeling behoeven.
7.2 Grief 5 luidt:
"Ten onrechte heeft de rechtbank geoordeeld in het vonnis van 6 april 2005, dat de verwijdering van de verhardingslaag die door [geïntimeerde] is aangebracht en die moet worden verwijderd om de verontreinigde stortlaag C te kunnen saneren ten laste van [appellant] dient te komen."
Deze grief berust op een verkeerde lezing van het vonnis. De desbetreffende overweging van de rechtbank luidt, voor zover van belang:
"Om de stortlaag te kunnen verwijderen, is verwijdering van de asfaltgranulaatlaag en de verhardingslaag noodzakelijk. Dat betekent dat niet alleen de saneringskosten ten aanzien van stortlaag C ten laste van [appellant] dienen te komen, maar ook die ten aanzien van de verhardingslaag."
Het gaat hier niet om de kosten van de verwijdering van de door [geïntimeerde] aangebrachte (asfaltgranulaat)laag D, zoals [appellant] gezien ook de toelichting op de grief kennelijk veronderstelt, maar om de door [appellant] aangebrachte (verhardings)laag A. Over de kosten van de verwijdering van laag D vanwege de verwijdering van laag C bestaat geen verschil van inzicht. Door [geïntimeerde] wordt erkend dat daarvoor een aftrek op de totale saneringskosten dient plaats te vinden (mva punt 54). Dat de kosten van de verwijdering van laag A ten laste van [appellant] komen is door hem verder niet afzonderlijk bestreden. Grief 5 mist feitelijke grondslag en wordt verworpen.
7.3 Grief 6 betreft de proceskostenveroordeling. Deze grief heeft naast de overige grieven geen zelfstandige betekenis en deelt het lot ervan; de grief wordt verworpen.
7.4 Overigens zijn door [appellant] geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel leiden zodat zijn bewijsaanbod voor het overige als niet relevant wordt gepasseerd.
7.5 Een en ander leidt tot de slotsom dat de vonnissen, voor zover in dit hoger beroep aan de orde, worden bekrachtigd. [appellant] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
8. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de vonnissen voor zover daarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger
beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 291,= aan verschotten en op € 894,= aan salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Meulenbroek en Hutten en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 25 september 2007.